Uitschrijver
Hij zit in het donker op zijn kamer, aanwezig en toch ver weg.
Nee, ik schrijf geen poëzie. Ik ben een uitschrijver, mijn teksten zijn mijn gedachten die uit mijn hoofd rollen.
Zo goed als blind kan hij zijn teksten niet nalezen of herwerken.
Vandaag heeft hij twee gedichten geschreven, hoe zou je het anders noemen.
Eéntje heeft zelfs 24 regels, hij kan er zelf niet van over.
Ik lees hem het doodsprentje van zijn vier weken geleden overleden vrouw nog eens voor :
Onze voorlaatste groet…
Als Hij haar rust schenkt, is het goed.
Een controle is niet nodig.
Het is onmiskenbaar waar.
Zijn goedheid is ons zonneklaar.
We hoeven ons alleen kalm te houden.
Van zonden weet Hij genoeg.
Hij houdt zijn liefde voor de boeg.
Die wetenschap is ons genoeg.
Zijn ogen lichten op, hij was vergeten hoe mooi hij het zelf geschreven had.
Het kleine kamertje in het woonzorgcentrum krijgt iets van het oneindige universum.
Het aardse roept.
Het eten staat klaar.
De laatste groet,
Here geef het. Wacht nog even.
Er zijn nog teveel gedachten die uitgeschreven dienen te worden.
Hij geeft ons ten uitgeleide zomaar een cadeau.
Een woord.
Uitschrijver.