1956
Het leven komt, het leven gaat.
In mijn geval kwam het leven drie maanden te vroeg, en ik heb het geweten.
Ik bleek een eerst geboorne te zijn, tot verassing van de gynecoloog, die met schaamrood op de wangen, op zijn stappen diende terug te keren.
Je hebt geen keuze, of je als man of vrouw , zwart, of blank, belg, waal of vlaming, geboren wordt, laat staan antwerpenaar . Tot spijt wie het benijdt.
Ik bleek in goed gezelschap.
Ik had slechter kunnen treffen.
Ik kwam niet terecht in de fafella’s, of in de vluchtelingenkampen in de Gaza strook, maar na de fase van de wedeopbouw na WOII in een Antwerps middenklas gezin met vijf kinderen. Dat was zo toen.
Ik had slechter kunnen treffen.
In Belgie nog wel, volgens sommigen een apenland, maar wél bij de rijkste landen van de wereld én oorlog heb ik niet aan de lijve moeten onder vinden. Geen zware aardbevingen, tyfoons, allemaal ver van mijn bed.
Ik had slechter kunnen treffen.
22 Centimeter en 1,1 kg, net genoeg om van start te gaan.
Mijn broer deed het zelfs met minder, 900 gram, dat zou nooit goed komen.
De couveuse in en wachten maar. Alle dagen bezoek, achter glas weliswaar.
Dat was zo toen.
Blijven ademen is de kunst in het leven, en zo geschiede.
Wonder boven wonder, alles wel.
Schijn bedriegt soms.