de grote vriendelijke reus
“Wat heeft een glas water met graag zien te maken?”, vroeg hij zich af.
Hoe ben ik toch in deze zaal met menselijk wrakhout aangespoeld?
Het begon met een slippertje. In de sauna.
Als ik bel naar de ambulancedienst, schiet door mijn hoofd een uitspraak, van mijn vrouw, je gsm kan je reddingsboei zijn. Een nieuw axioma was geboren.
“Kosten aan mijn knie Swa, kom mij eens oppikken vlakbij in de sauna achter de hoek.”
Even leek het er op dat de lijn verbroken was. Alsof ik hem in de stilte hoorde denken “weer een grappenmaker waar ik mijn tijd aan verknoei”. Als zelfstandige is het al zo moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen.
Hij kende me nog van vroeger dus de klus werd met geblindeerde ogen geklaard.
Vakkundig, zoals het hoort.
“Ik heb een glas water voor je meegebracht, je zult wel dorst hebben”, zei hij.
Vanuit mijn stalen ros, zwoegend alsof ik de Tourmalet aan het beklimmen was, had ik hem al een tijdje in het vizier.
Met het glas in zijn éne bruikbare hand en één been meeslepend, deed hij me denken aan de parabel van aesopus, van de haas en de schildpad. Hij die langzaam is, maar stug volhoudt wint de wedstrijd.
Het glas was half vol, of half leeg, het is maar hoe je het bekijkt, zegt men.
Gij zijt goe bezig, jongen doe zo voort, zegde hij.
Ik was een mooie vriendelijke reus tegen gekomen en prompt deed ik er nog een kilometertje bij.