Men zegt

Men zegt dat helen wat gebroken is, mystiek is

Men zegt dat poezie over het onzegbare gaat

Men zegt zoveel

 

Men zegt zelfs dat champagne voor alles goed is

Zeker op een zondagavond waar het goed toeven is

Dat einde en nieuw begin samengaan

Men zegt dat

Echt


plastieken schedels

Plastieken Schedels

Klinkt het anders

Het afdwalen in de kerkers van wat nu geschiedenis heet

Klinkt het anders

Het tevergeefs kijken naar het andere land voorbij de horizon

Klinkt het anders

Het rouwen om de gemiste bergtocht in satijnen lakens

Klinkt het anders

De vraag van het nu

Mag ik binnen komen?


De onbekende soldaat

Hij had getwijfeld om naar de herdenking te komen. Hij was tenslotte al 87, en ze waren nog maar met twee van zijn regiment. Hij was de jongste.

18 jaar was hij toen hij Nederland heeft helpen bevrijden. Je deed het gewoon, je was jong, je kreeg een geweer, je geloofde in vrijheid en solidariteit.

Nu na al die jaren de twijfel. Was het de moeite waard geweest?

Een burgemeester zonder zijn driekleurige sjerp. Politieke spelletjes, hij gruwt ervan.

Er is zo weinig solidariteit meer, zucht hij. Het doet hem echt fysiek zeer als jongeren niet opstaan voor ouderen op den tram. Hij voelt zich niet meer veilig ’s avonds.

De jeugd, het actieve beroepsleven, vanaf zijn 14 jaar, het is voorbij gevlogen. Nu is hij al vijf en twintig jaar bezig aan zijn derde openbaar leven, op rust .

Zijn derde vrouw wacht thuis, lieve schat, ik zal later zijn… kouwe kip is ook lekker.

Het derde openbaar leven duurt hem te lang. Pijn overal, twee nieuwe knieën, plasproblemen, het mag gedaan zijn.

Alsof het gifgas van de eerste wereldoorlog opnieuw een slachtoffer heeft gemaakt. Maar dan wel het sluipend gif van de verbittering en de ontgoocheling.

Maar hoor, daar klinkt de Brabançonne.

Hij veert fier recht in houding en brengt de militaire groet.

Oude glorie kan mooi zijn.

Respect.


vluchteling

 

 

Veerkracht heeft verschillende kleuren

En mag haar licht ook bij ons schijnen, schemeren is ook al goed.

Red mij, red mij van de dood, want de jager schiet mij dood.

Wees gegroet, welgekomen

Ooit was er die mooie vrouw

Nu verworden tot een portret , als laatste getuigenis.

Daar staat ze dan als nazaat

En mooier dan het zwarte goud

Rechttoe, rechtaan

In niemandsland

Groeiend, verschroeiend.


de grote vriendelijke reus

“Wat heeft een glas water met graag zien te maken?”, vroeg hij zich af.

Hoe ben ik toch in deze zaal met menselijk wrakhout aangespoeld?

 

Het begon met een slippertje. In de sauna.

Als ik bel naar de ambulancedienst, schiet door mijn hoofd een uitspraak, van mijn vrouw, je gsm kan je reddingsboei zijn. Een nieuw axioma was geboren.

“Kosten aan mijn knie Swa, kom mij eens oppikken vlakbij in de sauna achter de hoek.”

Even leek het er op dat de lijn verbroken was. Alsof ik hem in de stilte hoorde denken “weer een grappenmaker waar ik mijn tijd aan verknoei”.  Als zelfstandige is het al zo moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen.

Hij kende me nog van vroeger dus de klus werd met geblindeerde ogen geklaard.

Vakkundig, zoals het hoort.

 

“Ik heb een glas water voor je meegebracht, je zult wel dorst hebben”, zei hij.

Vanuit mijn stalen ros, zwoegend alsof ik de Tourmalet aan het beklimmen was, had ik hem al een tijdje in het vizier.

Met het glas in zijn éne bruikbare hand en één been meeslepend, deed hij me denken aan de parabel van aesopus, van de haas en de schildpad. Hij die langzaam is, maar stug volhoudt wint de wedstrijd.

Het glas was half vol, of half leeg, het is maar hoe je het bekijkt, zegt men.

Gij zijt goe bezig, jongen doe zo voort, zegde hij.

Ik was een mooie vriendelijke reus tegen gekomen en prompt deed ik er nog een kilometertje bij.