De koning en de nar

‘De koning? Die zit op de top van zijn berg te kijken naar zijn onderdanen. Hij is te beklagen, hij zit er in zijn eentje te verkommeren terwijl wij hier in de kroeg moppen zitten te tappen. Zeg nu zelf, wie is er nu de koning te rijk, hij of wij?’

De dwerg die in de herberg op de toog stond was goed op dreef en kreeg de lachers op de hand.

In vroegere tijden waren er voor een dwerg vaak maar enkele mogelijkheden om aan de kost te komen. Ofwel kon je in een circus aan de slag als bezienswaardigheid ofwel werd je in dienst genomen om mensen te plezieren. Werd je in dienst genomen door een heer dan werd je een nar genoemd. Grote steden hadden hun stadsnar. De allerbeste werd hofnar.

De draak steken met de koning was het favoriete onderwerp van de dwerg. Het was dan ook niet verwonderlijk dat bij het overlijden van de hofnar hij door de koning werd aangeduid als zijn opvolger.

Velen waren jaloers op de hofnar. Rijk werd je er niet van om clown uit te hangen. Kost en inwoon, meer was het niet. Wel veel gezag want een hofnar kon steeds zijn gedacht zeggen - meer nog, de koning eiste dat.

Het klikte meteen tussen de nar en de koning, alsof ze mekaar al jaren kenden. De nar werd niet alleen de vertrouwenspersoon van de koning maar ook zijn ogen en oren.

Als er ten onrechte belastingen werden geïnd dan zette de koning het recht en vergoedde de benadeelden. De ministers stonden regelmatig voor schut en begrepen niet hoe de koning hun plannen steeds doorzag.

De koning en de nar hadden veel gemeen. Hun gezamenlijke hekel aan oorlog, om maar één ding te noemen. De koning geloofde meer in onderhandelen, de kracht van het woord.

Toen de koning van het naburige Romenland zijn oog liet vallen op de goudmijn in de grenstreek dreigde er weerom oorlog.

De koning stuurde zijn hofnar naar Romenland. Op pleinen en markten nam hij hun koning op de korrel. Dat de koning het goud ging gebruiken om zijn paleis te versieren of aan zijn vele minnaressen te schenken.  

Alles natuurlijk met een kwinkslag. De hofnar stal de harten van de bevolking als een volleerd stand-up comedian. De koning had het goed gezien. Humor werkt ontwapenend.

De koning van Romenland daarentegen was razend. Maar hij was machteloos.

Een hofnar was immers onschendbaar. Dat was een ongeschreven wet. Zelfs een koning moest zich daarbij neerleggen.

De koning, die enkel de taal van het geld kende, probeerde de hofnar nog om te kopen. Tevergeefs, de hofnar bleef zijn dierbare vorst trouw.

Toen zijn eigen hofnar uit solidariteit met zijn collega de draak stak met zijn eigen koning was het hek van de dam.

Bakkers beelden in marsepein een koning uit die zijn goudstukken aan het  tellen was. Kleermakers lieten hun fantasie de vrije loop gaan en ontwierpen een gouden collectie. Muzikanten componeerden spotliederen. Priesters over gans het land namen de koning vanop hun preekgestoelte onder vuur.

Heel het land lachte om de goudkoorts van de koning. Er zat voor de koning niets anders op dan zijn oorlogsplannen op te bergen. Meer nog, beschaamd deed de koning troonsafstand en overhandigde hij zijn scepter aan zijn zoon.

De hofnar werd in zijn eigen land als een held ontvangen.

Als beloning liet de koning een levensgroot schilderij maken.

De koning en de hofnar stonden in het schilderij recht tegenover mekaar. De koning had zijn arm op de schouder van de hofnar gelegd en ze keken elkaar diep in de ogen.

Het schilderij kreeg een ereplaats in de troonzaal.

Door de tijden heen is het schilderij verloren gegaan.

Wie weet is het nog te vinden op een rommelmarkt of een galerij.

Niets is onmogelijk want geluk ligt soms in een klein hoekje.

Op het kader staat de titel van het schilderij gegraveerd:

Vriendschap.


Tijd voor duidelijkheid

Het was een klein berichtje vorige week in de krant:

“De gewezen adjunct-gevangenisdirecteur Jean Bultot moet uit Mozambique naar België gehaald worden als getuige in het dossier ‘Bende van Nijvel’ en dit op vraag van onderzoeksrechter Martine Michel”.

Wat heeft Ome Rik in godsnaam met Jean Bultot te maken?

Geloof het of geloof het niet, Jean Bultot was één van mijn directeurs toen ik begin de jaren tachtig als maatschappelijk assistent werkzaam was in de Gevangenis van St. Gilles.

Al die jaren bleef Ome Rik zich afvragen hoe het mogelijk was dat deze toenmalig jongste gevangenisdirecteur van het land, afgestudeerd met grote onderscheiding, weggezonken is in het crimineel milieu.

Hoe wordt de boswachter zelf stroper?

Jong, ja zelf te jong om onervaren in het gevangenisleven gestort te worden, fronste ik toen toch al een paar keer de wenkbrauwen.

Zijn passie voor wapens en duidelijke voorkeur voor extreem rechtse ideeën vielen op. Zo werd het gevangenispersoneel aangemoedigd om lid te worden van zijn schietclub ‘Prison Pratical  Schooting Club’. Waarvoor ik feestelijk bedankte. Gewapende penitentiaire beambten? God Hebbe mijn Ziel, dacht ik toen.

In zijn bureau werd de Navo en wapenbezit openlijk verheerlijkt. Dat hij mij in een gesprek een ‘salle gauchist’ noemde was er natuurlijk over. Trumpiaans, een directeur kwam toen met veel weg.

Hoe wordt de boswachter zelf stroper?

In geval van Jean Bultot, vermoedelijk een cocktail van omstandigheden.

Enkele hypothesen:

  1. Een ideologie kan mensen aanzetten tot het kwade. Meer nog zo lijkt het kwade goed. Denk maar aan de Oostfronters die ten strijde trokken tegen het communisme. Velen vertrokken overtuigd van de goede zaak.
  2. De verleiding van het geld. Op grote voet leven heeft zijn prijs.
  3. De aantrekkingskracht van het verbodene. Ook hier gaat er verleiding van uit. Iets doen wat niet mag, het heeft iets avontuurlijks.

Hoe wordt een boswachter stroper?

Jean Bultot blijft alle betrokkenheid met ‘de Bende van Nijvel’ ontkennen. Een link tussen hem en ‘de Bende van Nijvel’ is na al die jaren nog steeds niet bewezen.

Jean Bultot spreekt van manipulatie en betrokkenheid van de staatsveiligheid.

 Is hij een  fantast of wordt hij als bliksemafleider gebruikt, zodat de echte schuldigen onder de radar kunnen blijven?

De schijn heeft hij in ieder geval tegen.

Wat er ook van zij:

Tijd voor duidelijkheid.


Mgr.Johan BONNY voor paus !

De antwoorden van Mgr. Bonny op de vragen van Proust blijven nazinderen.

Diepmenselijk, helder en met een ontroerende eerlijkheid. In stilte leeft de hoop dat de pauselijke nuntius deze column leest en overstag gaat om bij de huidige paus een goed woordje te doen om Mgr. Bonny tot kardinaal te promoveren.

Een nieuwe wind op het conclaaf en wie weet een verkiezing tot paus. Een kruis voor hemzelf maar een zegen voor de kerk en zijn christenen. Dat staat vast.

Een nieuwe Johannes de XXIVste of een Franciscus de tweede, wie zal het  zeggen?

‘Het is mogelijk om iedereen op aarde te  voeden en iedereen de toegang te geven tot onderwijs en zorg. Het is mogelijk om de natuur te herstellen en te zorgen voor internationale rechtvaardigheid. Dat ligt in niemand anders handen dan in die van de mens.’

In enkele zinnen vat Mgr. Bonny de problemen van deze tijd samen en legt de verantwoordelijkheid bij de mensen zelf. Kies andere leiders en doe er iets aan is zijn duidelijke boodschap.

Als we nu eens beginnen om zwaarden tot ploegscharen om te vormen zoals het in het boek Jesaja staat beschreven.

In 2020 werd er zomaar even 1600 miljard euro wereldwijd uitgegeven aan defensie-uitgaven. Zonder meer een schande.

Met jaarlijks 1600 miljard euro zou de armoede smelten als sneeuw voor de zon. En zeg nu zelf, iedereen heeft maar één leven. Onafgezien waar en in welk gezin of in welk land je geboren wordt en welke kansen je al dan niet hebt gekregen.

Zorgen voor bestaanszekerheid hoeft dan niet meer onrealistisch te zijn.

Bestaanszekerheid kan men realiseren met het toepassen van de  welvaartgarantie. Als je zonder inkomen valt en met je gezin onder de Europese armoedegrens zit, krijg je een automatische bijpassing tot aan die armoedegrens. En als je werkt een bij passing tot boven die armoedegrens. Hierbij een oproep aan Burgemeesters en Schepenen:

Ga na hoeveel inwoners in uw gemeente onder de Europese armoedegrens leven en bereken hoeveel het kost om de welvaartgarantie toe te passen. Maak van uw gemeente  een ‘Armoedevrije gemeente’ (cf. kernwapenvrije gemeente, fairtrade gemeente).

En wie weet krijgt uw initiatief navolging. Ideeën realiseren die het algemeen belang ten goede komen, daar draait het in de politiek toch om.

Het zou Mgr. Bonny en ons allen hoop geven dat een beter wereldbeeld toch mogelijk is.

Er zijn vele keuzes die we kunnen maken om een beter wereldbeeld te realiseren.

Mgr. Johan Bonny voor paus!

Hoop doet leven!


De leeuw die niet kon brullen

Bij de geboorte leek er geen vuiltje aan de lucht. Hij speelde met zijn broertje en twee zusjes. Zijn moeder zorgde goed voor hem en hij groeide als een kool.

Krachtig en met mooie zwarte manen werd hij een imposante verschijning.

Maar met groter te worden begon zijn broer te brullen maar bij hem kwam er geen geluid uit. Dat komt nog wel dacht zijn moeder maar het kwam niet.

Het zijn vooral de leeuwinnen die jagen en voor voedsel zorgen.

Een leeuw houdt de wacht. Van hem wordt verwacht dat hij brult als er gevaar dreigt.

Het brullen van een leeuw laat de andere dieren weten dat hij heerst over zijn territorium.

Een leeuw die niet kon brullen dat was nog nooit gebeurd. Zijn soortgenoten wisten zich er dan ook geen raad mee.

Het bleef niet bij plagen alleen, pestgedrag werd de regel, dag na dag werd hij uitgelachen.

Er zat niets anders op dan de groep te verlaten en een zwervende leeuw te worden.

Hij zou de vergetelheid ingegaan zijn ware het niet dat hij op een dag een leeuw vond, gevangen in een net, gespannen door stropers. Slim en krachtig als hij was slaagde hij er in de leeuw te verlossen uit zijn penibele situatie.

Hij besloot om van de nood een deugd te maken. Als zwervende leeuw was het voor hem gemakkelijker om stropers te volgen en zo gevangen dieren te verlossen. Of het nu een leeuw, een luipaard of een panter was dat maakte voor hem niets uit.

Al gauw gonsde de savanne van geruchten dat er een engelbewaarder was opgestaan.

Gewonde dieren bracht hij naar zijn schuilplaats, een ondergronds grottencomplex dat hij op zijn vele omzwervingen had ontdekt.

Vele leeuwen die hem vroeger hadden uitgelachen schaamden zich nu diep.

Niets is wat het lijkt hadden ze tot scha en schande ondervonden.

Op een dag schoot hij een gewonde leeuwin te hulp die omsingeld werd door een twintigtal hyena’s. Dat had anders nooit goed afgelopen.

Het leven lachte hem opnieuw toe want de dankbare leeuwin werd zijn levensgezellin.

Maar de klap op de vuurpijl moest nog komen.

Kwam het door een menselijk toedoen of was er een bliksem ingeslagen?

We zullen het nooit weten.

Hoe dan ook de savanne stond in brand en dat zorgde voor paniek. Er dreigde er een stormloop op gang te komen.

De leeuw zag het gevaar. Hij gooide zich voor de eerste rijen en slaagde er in deze op sleeptouw te nemen. Hij leidde de dieren naar zijn ondergrondse grottencomplex.

Buiten brak de hel los maar binnen waren de dieren zo veilig als in een ark van Noah.

Toen de leeuw zijn rondgang deed in het grottencomplex gebeurde er iets merkwaardigs.

Eén voor één bogen de dieren het hoofd.

Voortaan zou hij niet meer gekend zijn als de leeuw die niet kon brullen.

Maar als de Koning der Dieren.

Geloof het of geloof het niet, zo wil de legende het.

 


Het tweede leven van Meneer de Uil

De uil was moe. Meer nog, hij was héél moe. Daar een uil doorgaat voor wijs vraagt iedereen hem altijd om raad.

Hij had juist de krekel en de mier over de vloer gehad. Voor de zoveelste keer had hij hun ruzie moeten bijleggen. Het zou nooit goed komen tussen die twee. Hij werd er zo moe van. Altijd denken is niet goed. Niet verwonderlijk dat de uil stijf liep van de stress en steeds moeilijker de slaap kon vatten.

De uil had één goed voornemen. Hij wou een mens worden, en niet zomaar een mens. Een leraar net zoals zijn grote vriend een leraar-tovenaar.

De leraar-tovenaar was erg gesteld geraakt op de uil. Tovenaars hebben iets met uilen dus hij moest niets weten van diens wilde dromen. ‘ Daar ga ik niet aan meewerken, je bent wie je bent en trouwens die spreuk is erg moeilijk en gevaarlijk, er kan van alles mislopen.’

Gevleid was hij wel, want geen groter compliment voor de leraar als de leerling in je voetsporen wil stappen. Een goede leraar dat wist hij, geeft je het geloof dat je je eigen weg kan en mag gaan. Er zijn veel wegen naar Rome maar van een uil een mens maken dat ging hem toch te ver.

De uil was niet alleen wijs, maar hij was ook - en dat is minder geweten -eigenwijs. Hij was niet van plan zomaar zijn droom op te geven.

Als de kat van huis is dansen de muizen. Ieder moment dat hij alleen was snolde hij in tal van toverboeken.

Toveren voor beginners dat ging nog wel, maar de oefeningen: dat was andere koek!

Menigmaal liep het huis onder water. Allerlei monsters kwamen ten tonele, de tuin leek soms meer op een dierentuin. Gelukkig waren het omkeerbare toverspreuken en slaagde hij erin om alles terug op orde te krijgen voor de leraar-tovenaar terug thuis was.

Hoe hij ook zocht maanden gingen voorbij maar de spreuk die hij nodig had bleef onvindbaar. Net als hij moedeloos er de brui aan wou geven vond hij achter twee boeken verborgen een klein notitieboekje met als titel ‘Humanitas’. Een vreemd woord voor mens nam hij aan.

Er waren verschillende spreuken mogelijk afhankelijk welk uiterlijk gewenst was en welke karakter je wilde hebben. Wou je bijvoorbeeld over een portie gezond verstand beschikken dan moest je kiezen voor een langere spreuk.

Hij koos voor het type ‘filosoof met kosten aan’. Dat klonk goed vond hij.

En zo gebeurde het dat de uil een mens werd. Een mens die mocht gezien worden, alleen er waren wel degelijk kosten aan. Hij mankte met zijn linkerbeen en niet zo’n klein beetje. Hij tilde er niet zo zwaar aan. Perfectie is een sprookje dacht hij mijmerend.

Misschien was er toch nog een beetje uil in hem overgebleven. De jongen had een bijzondere gave. Hij kon haarscherp de kwaliteiten en het goede in ieder kind waarnemen.

Het liefst gaf hij les aan die kinderen die opgegeven waren of geen kansen hadden gekregen. Een goede leraar kan een ongekende wereld openen dat had hij zelf ondervonden.

Geen groter genot om een kind de eerste woordjes te zien schrijven. Hij had als eerste woordje, geloof het of geloof het niet, het woord Ik gekozen en het tweede woord Rik. Met die twee woorden kom je al een heel eind in het leven.

Soms kon hij al van in het begin opmerken welke weg een kind ging uitgaan.

Neem nu die jongen die als eerste zin schreef:

Er was eens lang geleden…

Een nieuwe verteller was geboren.

De leraar zag dat het goed was.

Hij leefde lang en gelukkig!