De uil was moe. Meer nog, hij was héél moe. Daar een uil doorgaat voor wijs vraagt iedereen hem altijd om raad.
Hij had juist de krekel en de mier over de vloer gehad. Voor de zoveelste keer had hij hun ruzie moeten bijleggen. Het zou nooit goed komen tussen die twee. Hij werd er zo moe van. Altijd denken is niet goed. Niet verwonderlijk dat de uil stijf liep van de stress en steeds moeilijker de slaap kon vatten.
De uil had één goed voornemen. Hij wou een mens worden, en niet zomaar een mens. Een leraar net zoals zijn grote vriend een leraar-tovenaar.
De leraar-tovenaar was erg gesteld geraakt op de uil. Tovenaars hebben iets met uilen dus hij moest niets weten van diens wilde dromen. ‘ Daar ga ik niet aan meewerken, je bent wie je bent en trouwens die spreuk is erg moeilijk en gevaarlijk, er kan van alles mislopen.’
Gevleid was hij wel, want geen groter compliment voor de leraar als de leerling in je voetsporen wil stappen. Een goede leraar dat wist hij, geeft je het geloof dat je je eigen weg kan en mag gaan. Er zijn veel wegen naar Rome maar van een uil een mens maken dat ging hem toch te ver.
De uil was niet alleen wijs, maar hij was ook - en dat is minder geweten -eigenwijs. Hij was niet van plan zomaar zijn droom op te geven.
Als de kat van huis is dansen de muizen. Ieder moment dat hij alleen was snolde hij in tal van toverboeken.
Toveren voor beginners dat ging nog wel, maar de oefeningen: dat was andere koek!
Menigmaal liep het huis onder water. Allerlei monsters kwamen ten tonele, de tuin leek soms meer op een dierentuin. Gelukkig waren het omkeerbare toverspreuken en slaagde hij erin om alles terug op orde te krijgen voor de leraar-tovenaar terug thuis was.
Hoe hij ook zocht maanden gingen voorbij maar de spreuk die hij nodig had bleef onvindbaar. Net als hij moedeloos er de brui aan wou geven vond hij achter twee boeken verborgen een klein notitieboekje met als titel ‘Humanitas’. Een vreemd woord voor mens nam hij aan.
Er waren verschillende spreuken mogelijk afhankelijk welk uiterlijk gewenst was en welke karakter je wilde hebben. Wou je bijvoorbeeld over een portie gezond verstand beschikken dan moest je kiezen voor een langere spreuk.
Hij koos voor het type ‘filosoof met kosten aan’. Dat klonk goed vond hij.
En zo gebeurde het dat de uil een mens werd. Een mens die mocht gezien worden, alleen er waren wel degelijk kosten aan. Hij mankte met zijn linkerbeen en niet zo’n klein beetje. Hij tilde er niet zo zwaar aan. Perfectie is een sprookje dacht hij mijmerend.
Misschien was er toch nog een beetje uil in hem overgebleven. De jongen had een bijzondere gave. Hij kon haarscherp de kwaliteiten en het goede in ieder kind waarnemen.
Het liefst gaf hij les aan die kinderen die opgegeven waren of geen kansen hadden gekregen. Een goede leraar kan een ongekende wereld openen dat had hij zelf ondervonden.
Geen groter genot om een kind de eerste woordjes te zien schrijven. Hij had als eerste woordje, geloof het of geloof het niet, het woord Ik gekozen en het tweede woord Rik. Met die twee woorden kom je al een heel eind in het leven.
Soms kon hij al van in het begin opmerken welke weg een kind ging uitgaan.
Neem nu die jongen die als eerste zin schreef:
Er was eens lang geleden…
Een nieuwe verteller was geboren.
De leraar zag dat het goed was.
Hij leefde lang en gelukkig!