De ene is de andere niet

Geschreven op dinsdag 22 december 2020

De oude sprookjesverteller sloeg zijn sprookjesboek open en begon te vertellen:

Lang geleden, in een land dat nu niet meer bestaat, keek een kasteelheer uit naar de geboorte van zijn eerstgeborene. De vreugde sloeg om in wanhoop toen bleek dat een identieke tweeling het levenslicht zag. De geboorte van een identieke tweeling werd toen als een vloek gezien.

De lijfarts besliste dat het kind dat laatst geboren was als de eerstgeborene diende beschouwd te worden. Een hardnekkige dwaling die de tand des tijds zou overleven.

Niet zonder grote gevolgen- want zo wil de legende- in het grootste geheim werd het jongste kind in een houten doos aan de rivier toevertrouwd. Een gebruik dat al eeuwen bestond en later nog in heel wat manuscripten zou opduiken.

 Vele mijlen verder werd de houten doos aan de oever van de rivier gevonden door een jonge weduwe.

Het kind trad in de voetsporen van zijn nieuwe moeder en werd een heelmeester. Niet zomaar een heelmeester. De jongen bleek in bezit van magische genezende handen. Wanneer hij aan zieke mensen de handen oplegde genas hij ze. Alle dagen gebeurde zo zonder veel rook en vuur en klaroengeschal kleine wonderen. Zoveel wonderen dat het bijna alledaags werd, maar dat was het natuurlijk niet.

Zijn magische handen brachten niet alleen genezing maar gaven de mensen terug hoop en zelfvertrouwen. Er ging een stroom van positieve energie door hen heen.

De heelmeester kon zich dan ook geen beter leven wensen. Hij wist dat er geen groter geluk was dan anderen gelukkig te maken.

Een zorgeloos bestaan leek het wel.

 Was er niet die ene droom, die droom die elke nacht terug kwam. Hij droomde dat hij voor de spiegel stond en dat zijn spiegelbeeld hem toeriep: ‘Waar blijf je? Zoek me dan toch!’

Met een kiezel in je schoen kun je ook niet blijven rondlopen dus de heelmeester besloot op zoek te gaan naar wat zijn droom mocht betekenen en vertrok op reis.

Maanden gingen voorbij zonder dat hij vond wat hij zocht.

Tot op een dag dat hij een bedelaar genas van zijn etterende wonden.

‘Je bent zoekende’: zei de bedelaar. Zie je die bergen daar? Bij de derde berg naar rechts en dan zal je vinden wat je zoekt.’

Zo gezegd zo gedaan, bij de derde berg rechts kwam hij aan in een stad.

De heelmeester merkte al snel dat er iets niet klopte. Hij diende geen tol te betalen bij de tolbrug. Integendeel hij werd doorgelaten en de mensen maakten een buiging voor hem.

Zoekend naar een plek om te overnachten stapte hij een herberg binnen. Alle gesprekken vielen stil toen hij de gelagzaal betrad. De mensen bekeken hem alsof hij een geest was.

Toen hij vroeg of er nog een bed vrij was om te overnachten antwoorde de waardin stamelend: Er is een bed vrij Heer, maar in uw kasteel is het beter vertoeven’.

‘Wijs me dan de weg naar het kasteel’: zei de heelmeester. Overtuigd dat haar gast een slag van de molen had gekregen, sloot de waardin haar herberg en deed wat haar was opgedragen, in haar kielzog gevolgd door een menigte nieuwsgierigen.

De kasteelheer, gealarmeerd door zijn baljuw, trad de menigte tegemoet en kwam zo totaal onverwachts voor zijn spiegelbeeld te staan.

Alles viel als een puzzel samen.

De heelmeester werd de lijfarts van de kasteelheer. Voorspoedige tijden braken aan voor het land. Voortaan werd een tweeling als een zegen gezien in plaats van een vloek.

De tweelingbroers waren identiek maar met de jaren begon men verschillen te zien.

Geen erg.

De heelmeester noemde het:

‘De schoonheid van het verschil’.