In vervlogen tijden, toen heksen en tovenaars nog in ons midden verbleven waren de mensen als de dood voor hun magische krachten.
Tovenaars en heksen lieten zich soms betalen om een vloek uit te spreken tegen gewraakte personen.
Van de ene moment op het ander veranderde je dan in een kikker, een varken of ja zelfs in een kakkerlak. Sommige vloeken waren tijdelijk en konden door de familie van het slachtoffer worden afgekocht. Zo belandden er tweemaal dukaten in het zakje.
Zo overkwam het een jong meisje dat een huwelijksaanzoek van de baljuw had afgewezen.
Nu moet je weten, een baljuw was een belangrijk persoon, die kon je maar beter te vriend houden. De baljuw vertegenwoordigde de landsheer en zorgde voor rechtspraak en bestuur. Hij kon je voor de vierschaar brengen en zelfs in het ergste geval laten vierendelen.
Dat een baljuw je te huwelijk vroeg was dus eigenlijk een hele eer. Neen zeggen was eigenlijk geen optie. Maar deze baljuw was niet alleen onaantrekkelijk, hij stond ook gekend omwille van zijn slechte, héél slechte karakter. Van het één kwam dus het ander.
Zoals te vrezen was kon de baljuw de afwijzing van zijn huwelijksaanzoek niet verkroppen.
Hij betaalde dan ook een tovenaar om een vloek uit spreken. Het jonge meisje veranderde in een oud vrouwtje en verloor op slag en voorgoed de glans van haar jeugd.
Enkel in de weerspiegeling van water kon zij zichzelf zien zoals ze vroeger was. Elke dag ging zij dan ook naar het meer om naar haar spiegelbeeld te kijken en te treuren om wat voorbij was.
Zo zag een jonge visser het oude vrouwtje dag na dag aan de kant van de oever staan. Overmand door nieuwsgierigheid kon hij het niet laten om naast haar te gaan staan en zag hij haar spiegelbeeld.
Geloof het of geloof het niet, het was liefde op het eerste zicht. Wat had je gedacht. Haar spiegelbeeld hield haar niet meer los.
Op een dag raapte hij al zijn moed bijeen en sprak hij het oude vrouwtje aan.
Zij vertelde over de vloek die over haar uitgesproken was.
‘Vertel mij wat ik kan doen om deze vloek op te heffen. Geen inspanning is teveel’: zei de jonge visser vastberaden.
‘Er is maar één manier om deze vloek op te heffen. Maar het is een onmogelijke opdracht. Je moet in één dag de zeven zeeën afvaren. In één dag dat kan niemand.’
‘Morgen is er een nieuwe dag dan zie je me weer, wanhoop niet.’
De jonge visser was een man zijn woord. Wonder boven wonder begon hij de volgende morgen honderduit te vertellen over zijn reis over de zeven zeeën.
Hij begon in geuren en kleuren te vertellen over de piraten die hij te slim af was geweest, de draken die hij had verslaan, de vele stormen die hij had overleefd.
En zie hoe langer de jonge visser vertelde hoe meer grijze haren het oude vrouwtje verloor. Hoe meer rimpels er als sneeuw voor de zon verdwenen. Nog voor zijn verhaal voorbij was vond het jonge meisje haar vroegere schoonheid terug.
Zij omhelsde de jonge visser, sprakeloos kon die geen woord meer uitbrengen.
En zie, samen stapten zij niet het vissersbootje maar het huwelijksbootje in.
Zo wil de overlevering het.
Schrijvers en dichters wisten het al lang:
‘In je hoofd zijn alle reizen mogelijk.’