Dorpsgezichten. Op de rommelmarkt zijn er wel dertien in een dozijn te vinden. Versteend blijf ik staan. In een oogwenk word ik terug in de tijd gecapulteerd en sta ik in gedachten voor de kerk van mijn geboorte dorp. Op de hoek Café Welkom.
Het landschap herken ik als de duizend. Huizen naast elkaar. Zijstraten zijn er weinig te vinden. Lintbebouwing wordt dat genoemd. Met achter de huizen, open ruimte. Een dorp waar aan akkerbouw wordt gedaan. Aardappelen geoogst, suikerbieten gerooid. Hier zijn seizoenen nog van tel.
Sommige mensen worden melancholisch van zulk tafereeltje en denken weemoedig aan het lied 'Het dorp' van Wim Sonneveld.' Wat leefden ze eenvoudig toen in simpele huizen tussen groen. Het dorp van toen, het is voorbij.'
Niet voor mij, voor mij is het geen herinnering, het is een dagdagelijkse kwelling. Oude wonden worden opgereten. Het is de kerk. De kerk die alles bepaalde, hoe je moest leven, van de wieg tot het graf. Van heinde en verre te zien, alles overheersend. Lijden moest je ondergaan. Wees gerust, orakelde de pastoor vanop het spreekgestoelte,'later wordt alles beter.' Later in de hemel.
Horen zien en zwijgen, dat was het credo van het dorp. Ieder voor zich en God voor ons allen. Handig die huizen op afstand van elkaar. Wat achter de gevels gebeurde, werd niet gehoord. Wat niet weet wat niet deert. Van schuur tot sacristie, geen plek was veilig in dit dorp. Dat dorp dat mijn dorp niet meer is.
Ik woon nu in de stad.