Lang geleden toen de Aarde nog Midden-Aarde werd genoemd, leefden de mensen lang en gelukkig.
Er was niet alleen geen oorlog maar er werd ook zeer zelden ruzie gemaakt. Er werd gezongen, gelachen en veel feestjes gebouwd.
Vandaag was vandaag en dat was genoeg, meer moest dat niet zijn.
Iedereen tevreden.
Iedereen?
Er was een oude tovenaar die wel afgunstig en chagrijnig was. Hij had graag hofarts van de Koning geworden, maar de Koning, hij koos voor jong geweld: zijn assistent notabene.
Op een dag had hij het wel gehad met al die gelukkige mensen en dook hij zijn bibliotheek met toverboeken in.
Na lang zoeken had het gevonden, de spreuk om piekermannetjes te maken.
Het piekermannetje is niet zomaar een mannetje. Onzichtbaar gaat hij op de schouder van de mensen zitten en fluistert allerlei negatieve zaken in hun oren.
‘Je bent niets waard.’
‘Je gaat je werk verliezen.’
‘Je beste vriend gaat er met je vrouw vandoor gaan.’
Een piekermannetje weet van geen ophouden en al gauw was het hek van de dam.
Conflicten werden schering en inslag.
Er ontstonden voor-en tegenstanders rond allerlei onderwerpen.
Eensgezindheid werd een verre wensdroom.
De tovenaar was in zijn nopjes.
En de Koning?
Hij piekerde zich suf.
Ten einde raad riep de Koning zijn beste geleerden samen om een oplossing te vinden.
Op hun advies werd overal te lande zorgendozen geplaatst om piekermannetjes op te bergen. Soms lukte dat, soms niet.
Diegenen die konden toveren hadden geluk. Zij toverden een roze wolk waar ze op gingen zitten, onbereikbaar voor het piekermannetje.
Anderen zette het op een lopen om hun gedachten te verzetten.
Orakels werden geraadpleegd, je kon het niet gek genoeg bedenken of de mensen probeerden het. Het piekermannetje moest kost wat kost onder bedwang gehouden worden.
Zo leerden de mensen wat piekeren was en hoe er mee om te gaan.
Wat nu?
Geen happy- end?
Doe zoals met het piekermannetje.
Loslaten die boel.
Sla de bladzijde om.
En stop met piekeren!