Het is een gebruik dat in de vergetelheid is geraakt.
Lang geleden mocht een leerling-tovenaar in het begin van zijn opleiding een wens doen in het Grote Wensenboek. Slaagde hij in de opleiding dan kreeg hij niet alleen de zo begeerde toverstok maar kwam de wens geschreven in het Grote Wensenboek ook uit.
Het Grote Wensenboek is verloren gegaan in de mist van verlopen tijd.
Dat was gelukkig nog niet het geval toen Thomas nog een kleine jongen was.
Thomas groeide zonder familie op in een weeshuis.
Geen nood, hij tekende zich een eigen wereld bijeen. Thomas tekende kleine mannetjes die hij kabouters noemde. Kabouters in alle maten, kabouter mannetjes en kabouter vrouwtjes. Hij tekende ook een kabouterbos. Met natuurlijk talloze rode paddenstoelen met witte stipjes. Hij tekende werkelijk alles. Van vele huisjes in holle bomen, kleine stoeltjes en bedjes zo groot als kleine luciferdoosjes tot een keuken met een mini gasfornuisje.
De mooiste tekening was toch wel zijn zelfportret als kabouter. Zo kwam een heel kabouterboek tot stand.
Thomas tekende niet alleen kabouters, hij droomde er ook van. Niet verwonderlijk want kabouters waren wel klein maar oh zo sterk. Zij beschikten bovendien over toverkracht. Zo konden zij zich, erg handig, onzichtbaar maken.
Kabouters waren ook lief voor mekaar, waren vrolijk en steeds goedgemutst.
Thomas had dan ook niks anders dan mooie dromen.
Als we eerlijk zijn er waren ook enkele kabouters die kleine kwelduiveltjes waren. Klopgeesten werden ze ook genoemd. Zij maakten geluiden ’s nachts en verschoven voorwerpen van plaats. Gelukkig had Thomas hen niet in zijn kabouterboek getekend en was het in zijn kabouterbos goed leven.
Thomas viel in het weeshuis niet alleen op omwille van zijn verbeeldingskracht, maar hij was ook erg slim en behulpzaam. Zo werd hij uitverkoren voor de opleiding van leerling-tovenaar.
Lang heeft Thomas over zijn wens niet moeten twijfelen. In het Grote Wensenboek schreef hij de wens dat zijn kabouterboek tot leven zou komen.
Dat hij dan zelf kabouter zou worden vond hij niet erg. Integendeel. Hij kreeg er op de koop toe een familie bij. Een hele kabouterfamilie.
Zo geschiedde.
Toen Thomas zijn toverstok overhandigd kreeg, werd hij op slag kabouter. Hij leefde erg gelukkig in zijn kabouterbos.
Wat echter weinig geweten is dat kabouters graag in het gezelschap van de mensen zijn. Je ziet ze niet, maar zij zijn er wel, tenminste als je het er in gelooft.
Zo ging het ook bij Thomas. Hij zocht de mensen op in hun huiskamers, observeerden hen en luisterde naar hun verhalen over vreugdes en verdriet.
Behulpzaam als hij was kon hij niet laten. Hij hielp arme mensen door allerlei klusjes voor hen te doen.
Zo ontstond het gezegde: ‘ het zijn de kabouters die het gedaan hebben’.
Thomas werd met ouder worden naast slim ook wijs. Kabouters werden héél oud. Thomas werd dan ook héél wijs.
Zo wijs dat hij een geliefde kabouterkoning werd.
Zo zie je maar, zelfs klein kan je grote dingen doen.