Ome Rik vraagt het zich af, worden ze nog gelezen de schrijvers van weleer?
Neem nu Roger van de Velde, overleden nu 50 jaar geleden. Hij was naast journalist, vader, echtgenoot ,ook een virtuoos woordkunstenaar. In het jaar 1970, in het jaar van zijn dood kreeg hij de Arkprijs van het Vrije Woord.
Na een derde maagoperatie werd hij verslaafd aan het pijnstillend middel Palfium. De behoefte aan deze drug werd alles bepalend. Wegens vervalsing van doktersbriefjes kwam hij in aanraking met het gerecht en werd hij geïnterneerd. De laatste negen jaar van zijn korte leven verbleef hij voornamelijk in hechtenis. Zijn belangrijkste werk ‘Recht op Antwoord’ werd in het geheim uit de gevangenis gesmokkeld. Dit veroorzaakte een golf van verontwaardiging en was aanleiding tot een invrijheidstelling door de Commissie Ter Bescherming van de Maatschappij. Op 30 mei 1970 overleed Roger Van de Velde aan een overdosis Palfium op een Antwerps terras. Op 3 juni 1970 zou hij in Amsterdam worden opgenomen in een ontwenningskliniek.
Met eigen ogen heeft Ome Rik in de jaren tachtig ‘de vergeetputten van Merksplas’ gezien, aangespoeld menselijk wrakhout, met bewakers in witte jassen weliswaar. Jammer genoeg is het werk van Roger van de Velde anno 2020 nog steeds actueel voor een groot deel van de geïnterneerden in de Belgische gevangenissen.
De coronacrisis doet me zijn werk herlezen. Zijn empathisch vermogen in het beschrijven van zijn lotgenoten maken hem tot de Keizer van het Kort Verhaal. Vaak adembenemend blijft het beeld overeind van een door het leven getekende integere geëngageerde schrijver.
Worden ze nog gelezen de schrijvers van weleer?
Goed nieuws!
Einde mei van dit jaar komen ‘Recht op Antwoord’ en het hallucinante ‘Knetterende Schedels’, 50 jaar na zijn overlijden, opnieuw op de boekenmarkt. September 2020 verschijnt de biografie van Roger van de Velde, ‘Deze wereld is geen ergernis waard’, geschreven door Ellen van Pelt.
Allen naar de betere boekhandel!
Aansluitend als hommage aan Roger van de Velde, één van mijn eerste columns, geschreven enkele jaren geleden, over mijn eerste werkdag als maatschappelijk assistent in de Gevangenis te St. Gilles.
Uit de oude doos
1 April 1981 Ducepetiauxlaan 106, 1060 St. Gilles-Brussel.
Twee immense torens gaven de gevangenis het uitzicht van een middeleeuws kasteel. Wachters die de tijd trotseren. Ik had net het verzameld werk van Roger Van de Velde, ‘Recht op antwoord’ gelezen. Een geïnterneerde die als geen ander het gevangeniswezen had beschreven en aangeklaagd. Ik was er klaar voor, dacht ik. Terwijl hij mijn documenten bekeek, schudde de cipier meewarig het hoofd, een Nederlandstalige sociaal assistent. Een schim uit het verleden, zo zou blijken.
De verwelkoming van de directeur loog er niet om: ‘welkom, maar eigenlijk hebben wij U niet nodig, onze taak is om de gevangenen achter de muur te houden.’
Nog een prettige werkdag verder.
De geluiden van zware poorten die in het slot vallen, het gerammel van potten en pannen, het geroep en getier in een kakafonie van talen. Stilte kent men hier niet.
De tocht naar mijn bureel leek meer op een afdaling naar de vergeetputten. Daglicht een herinnering.De geur van toiletemmers kwam me tegemoet wanneer ik ‘het centrum’ betrad. De grote cirkel waar alle gangen in uitkomen. Van hieruit kan het geheel overzien worden als een dorpsgezicht van ijzer en staal.
Mijn bureel bleek een veredelde cel te zijn. De muren waren in vergaan grijs, assorti met de omgeving. Een tafel, een kast, twee stoelen, een telefoon, meer moet dat niet zijn. Met als toemaatje als verlichting, een flikkerende buislamp.
Twee dozen, gevuld met briefjes staan op de tafel. Ik nam er één van.
‘Je veut voir d’urgence l’assistent social’, las ik, terwijl ik naar de datum keek: 28 oktober 1979.
Ik nam het volgende briefje. Er zijn vele vormen van bidden.